Filia

Filia

Er was een tijd dat op middernacht de straatlantaren tegen me fluisterden

toen je nog naast me liep en de wereld aan onze voeten lag, de nacht

mijn oude vriend is nu vochtig en kil, zoals een traan die af en toe ontsnapt

aan mijn aandacht en mijn ooghoek, de dappere  bange voortvluchtige

in de kennis dat er geen uitweg is en geen toekomst, het zout in de tranen

kan niet worden weggewassen door de striemende regen, gevangen in pijn

voor altijd, bij iedere voetstap die weerklinkt in de macht der duisternis.

 

Er was een tijd dat je naar me opkeek zoals de eerste mensen de zon

adoreerden in de sterkste momenten van de dagen, nu ben je ergens

ver weg, uit mijn zicht, maar je herinnering maakt nog heibel in al mijn

hartkamers, als een kloon die ik niet kan aanraken maar wel nog tegen

praten in een monoloog, want antwoorden doe je al lang niet meer.

In de schaduwen komt het besef dat we nu twee mensen zijn die in

verschillende snelheden leven, zandloper mensen die elkaar missen.

 

Er was een tijd dat ik je kon beschermen en dit de gegeven taak was van

de gevleugelde, niemand vertelde me ooit dat dit ad interim was en dat

nu de nacht en zijn seconden leger me langzaam buiten mijn zinnen drijft

in een oceaan van onwetendheid, een zandoase van eenzaamheid.

De schrijver die altijd schreef is nu naarstig op zoek naar een handleiding

om je toch nog niet verliezen, de enige garantie is dat er geen is.

Pijn is liefde, liefde is pijn.

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *